
Spelletje
23 november van 14:00 tot 17:00
Er was eens een rustig dorp, verscholen tussen heuvels en akkers, waar de mensen in harmonie leefden met de natuur. In dit dorp woonde een meisje genaamd Lotte. Ze hield van alles wat groeide en bloeide, maar haar favoriete plek was zonder twijfel de moestuin van haar opa. Die lag achter een oud houten hek, waar de planken door de jaren heen verweerd en kromgetrokken waren. Toch zag je meteen dat er achter dat hek iets bijzonders gebeurde: alles stond er vol leven.
Opa had er bedden vol bonen, sla, uien, aardappelen en nog veel meer. Maar het meest trots was hij op zijn rij hoge, groene bladeren die fier boven de aarde uitstaken. “Daaronder,” zei hij altijd met een twinkeling in zijn ogen, “groeit iets waar je gelukkig van wordt.” En inderdaad: elke keer als Lotte haar handen in de grond stak en er een knapperige, oranje wortel uit trok, voelde ze zich alsof ze een schat had gevonden.
Ze leerde al vroeg dat geduld belangrijk was in de tuin. “Als je te snel trekt,” waarschuwde opa, “dan is de wortel nog klein en zwak. Je moet wachten tot hij groot en sterk is.” Lotte knikte dan plechtig en beloofde geduldig te zijn. Toch kon ze soms de verleiding niet weerstaan en trok ze stiekem een te jonge groente uit de aarde. Opa mopperde nooit echt, hij lachte en zei: “Ach, oefening baart kunst.”
Op een dag kondigde het dorp een groot herfstfeest aan. Iedereen moest iets meenemen uit zijn eigen tuin of keuken. Lotte en opa besloten samen een grote pan soep te maken. Ze gingen vroeg in de ochtend naar de moestuin, en terwijl de dauw nog op de bladeren lag, begonnen ze te oogsten. Opa plukte uien en prei, en Lotte haalde voorzichtig de mooiste wortel uit de grond. “Deze is perfect,” zei ze trots. De mand vulde zich langzaam met kleurrijke groenten die samen een feestmaal zouden vormen.
Thuis in de keuken hielp Lotte haar moeder met snijden. De geur van ui vulde de ruimte, en al snel mengde die zich met de zoete geur van gekookte wortel. Het borrelen van de soep in de grote pan klonk bijna als muziek. Terwijl ze samen roerden, spraken ze over het feest en hoe fijn het zou zijn om iedereen blij te zien met hun gerecht.
Toen de avond viel, was het dorpsplein gevuld met lichtjes en muziek. Lange tafels stonden klaar, en overal lagen manden vol brood, fruit en kazen. De pan soep van Lotte en haar familie kreeg een ereplaats. Als je dit leest zet een emoji van het vetgedrukte woord in de giver whatsapp groep. Iedereen die een lepel nam, glimlachte en zei dat de smaak hen deed denken aan vroeger: aan warmte, aan thuis, aan zorg en liefde. En telkens weer wezen de mensen naar de zoetheid en de zachte structuur van de wortel die de soep zo bijzonder maakte.
Lotte voelde een trots die ze nog nooit eerder had ervaren. Niet alleen omdat de soep zo goed gelukt was, maar omdat ze begreep dat ze onderdeel was van een grotere kringloop: de aarde gaf, zij verzorgde, en het hele dorp kon genieten van die overvloed. Die nacht, terug in bed, dacht ze na over de dag. Ze wist één ding zeker: zolang er een tuin was, zou ze gelukkig zijn.