Baden Powell
Tekst overgenomen van een oude ‘Teervoet’ voor jongverkenners en jonggidsen
binnen Parsival (belofteboekje). Met dank aan Kranige Spreeuw om hem over te typen.
Geschiedenis Baden-Powell (van Gilwell)
Stichter van de scoutsbeweging
Scouting werd opgericht door een Britse generaal, Robert Stevenson Smyth Baden-Powell.
Generaals stellen we ons meestal voor als strenge en humorloze mensen. B.P. was echter een heel ander soort generaal. Hij had een afschuw aan humorloze mensen, van bureaucratie, van routine, van egoïsme en van mensen die zichzelf veel te serieus nemen. Het liefst hield hij zich bezig met verkleden, mensen in het ootje te nemen en karikaturen te tekenen.
B.P. werd geboren op 22 Februari 1857. Als Kleine jongen verloor hij zijn vader en moest daardoor naar een kostschool, Charterhouse. Daar hield hij zich bezig met van alles en nog wat, behalve met zijn studie. Niemand was verbaasd dat zijn uitslagen niet zo schitterend waren, toch slaagde hij er altijd in met de hakken over de sloot te gaan naar het volgende leerjaar. In de bossen rond Charterhouse, waar B.P. altijd rondzwierf, ontstond zijn liefde voor alles wat met de natuur te maken had.
Wanneer B.P. op vakantie was, beleefde hij met zijn broers verscheidene avonturen. Met de boot Koh-I-Noor maakte ze allerhande zwerftochten. “Eigenlijk waren we net een scheepsjongenkwartier (=patrouille)”, zou hij later over die tijd vertellen. Soms geraakten ze ook in benarde omstandigheden: eens toen het schip midden in een storm dreigde te zinken en iedereen doodsbang was, zei zijn oudste broer: “We zijn nog altijd niet dood, dus we blijven proberen aan wal te komen”. “Niet te vlug opgeven, maar altijd blijven proberen” werd de levenshouding van B.P..
Wegens zijn weinig briljante schooluitslagen werd B.P. niet aan de universiteit toegelaten. Toen hij hoorde dat het leger een toelatingsexamen voor officieren organiseerde, besliste hij deel te nemen. Tot ieders verbazing slaagde hij en werd hij tweede op 700 kandidaten. Na zijn opleiding werd hij als jonge luitenant naar India gestuurd. Daar heeft B.P. heel veel geleerd van wat hij later aan de scoutsbeweging zou doorgeven: je uit de slag trekken, sport beoefenen, toneelspelen, allerhande openluchttechnieken, samenwerken en een uitgebreide kennis van de natuur. B.P. viel bij zijn meerderen op en werd bij de inlichtingendienst opgenomen. Als inlichtingenofficier werd hij naar zuidelijk Afrika gestuurd.
In 1899 werd hij tot kolonel benoemd en kreeg hij de leiding over de verdediging van Mafeking, een klein stadje op de grens van Zuid-Afrika. In de oorlog met de Boeren (= Nederlandstalige Zuid-Afrikanen) moest hij er gedurende zeven maanden een beleg doorstaan. Met een heel kleine strijdkracht en met nog minder munitie wist hij het 217 dagen vol te houden. Hij gebruikte daar allerhande listen voor. Met een grote megafoon imiteerde B.P. bijvoorbeeld ‘s nachts allerlei stemmen om de vijand in de waan te brengen dat het krioelde van de soldaten.
Met listen alleen kon B.P. het niet halen en daarom moest hij een middel vinden om zijn doodvermoeide soldaten van sommige taken te verlossen. Toen vroeg hij aan de jongeren van Mafeking of ze hem wilden helpen. Door hen ernstig te nemen en hen heel wat verantwoordelijkheid te geven werd dit experiment een succes. Koerierdiensten, postverdeling, wacht lopen, enz. waren taken die door jongens en meisjes uitgevoerd werden. Op 16 mei 1900 werd Mafeking bevrijd en B.P. werd uit dank voor zijn volhouden tot generaal bevorderd ; dit alles had hij aan de jeugd te danken.
Terug in Engeland schreef B.P. een boek over zijn ervaringen in het verkennen: “Aids to Scouting”. Enigszins tot zijn verbazing sloeg het boek vooral in bij de jeugd. De tieners begonnen het boek in praktijk te brengen door patrouilles te vormen, op kamp te gaan, vuur te maken en de natuur te verkennen. Elke dag ontving B.P. brieven waarin hem om raad gevraagd werd. B.P. gaf op zoveel mogelijk vragen een antwoord en hij merkte dat er stilletjes aan een beweging ontstond. Van alle kanten werd B.P. aangemoedigd om zijn boek te herschrijven en het meer aan de jongeren aan te passen.
B.P. besloot een experiment te wagen: van 15 juli tot 9 augustus 1907 organiseerde hij op Brownsea Island een proefkamp. Twintig jongens beleefde daar het eerste officiële scoutskamp. In vier patrouilles onderverdeeld leerden zij het openluchtleven kennen: ze kookten, sjorden en ze deden grote spelen, kortom een scoutskamp zoals ze nu nog doorgaan. ‘s Avonds bij het kampvuur vertelde B.P. allerlei belevenissen, werd er gezongen en gedanst. B.P. was tevreden over het kamp en hij schreef een tweede boek: “Scouting for Boys” (Verkennen voor jongens).
Toen B.P. merkte dat het boek echt insloeg, probeerde hij de bestaande jeugdbewegingen zo ver te krijgen dat zij zijn ideeën gebruikten. Dat leverde echter weinig resultaat op. Dan maar zelf een eigen beweging op poten zetten. Het werd een enorm succes. Amper een jaar later waren er alleen al in Engeland 60000 scouts ingeschreven. Engeland was in die tijd het middelpunt van het enorme Britse wereldrijk en in alle andere gebieden van het rijk schoten de scoutsbewegingen als paddestoelen uit de grond. Scouting diende een wereldorganisatie te zijn waarin iedereen met iedereen overweg kon. Daarom bleef de beweging niet enkel in het Britse rijk beperkt ; België was één van de eerste “vreemde” landen waar scouting wortel schoot.
Eind 1908 vond er in het Londense Crystal Palace een grootse scoutsrally plaats waaraan 10000 scouts deelnamen. Opeens bemerkte B.P. dat er niet enkel jongens aanwezig waren, maar dat er ook verschillende meisjespatrouilles aan deelnamen. Op zijn vraag wat zij deden, kreeg hij het antwoord: “Wij zijn meisjesscouts, chief”. Samen met zijn zuster (later met zijn vrouw) organiseerde B.P. vervolgens ook de beweging van Gidsen en Meisjesscouts (1910).
In 1914 werden de welpen gesticht en in 1918 kwamen de voortrekkers aan de beurt.
B.P. had inmiddels ontslag genomen uit het leger en hij hield zich nog enkel bezig met de steeds groeiende beweging. Na de ramp van de eerste wereldoorlog hamerde B.P. voortdurend op het “wereldbroederschap”. Hij lanceerde de vierjaarlijkse jamborees, waar scouts van overal ter wereld samenkomen. Op de jamboree van 1920 vroeg B.P. in zijn slotrede: “Laten we hier vandaan gaan in de overtuiging ons wereldbroederschap verder te ontwikkelen en daardoor mee te helpen vrede en geluk in de wereld te ontwikkelen. Willen jullie mij daarbij helpen?” Een duizendvoudig “?Ja” was daarop het antwoord. De laatste jamboree die B.P. meemaakte, was die van 1937, hier vlakbij te Vogelenzang (Nederland). Daar nam hij definitief afscheid van “zijn” scouts.
Vlak voor het begin van de tweede wereldoorlog in 1939 trok B.P. zich terug op zijn buitenverblijf in Kenia. Hij bracht er de rest van zijn leven door met natuurexplo, schilderen en tekenen. In volle wereldoorlog, op 8 januari 1941, hoorde de wereld dat Lord Baden-Powell overleden was. Begeleid door scouts en soldaten werd hij aan de voet van de Kenyaberg, in het land waar hij zoveel van hield, begraven. Op zijn grafzerk staat het scouts- en gidsenteken gebeiteld. In zijn allerlaatste boodschap zegt hij ondermeer: “De echte weg om geluk te bereiken, is geluk te schenken aan anderen. Probeer deze wereld beter te verlaten dan je haar vond. Daartoe helpe je God”.